• Home |
  • Kennis |
  • Vernieuwde notitie Grondbeleid: wat is er gewijzigd?

Vernieuwde notitie Grondbeleid: wat is er gewijzigd?

Vernieuwde notitie Grondbeleid

Onlangs is de vernieuwde notitie Grondbeleid (‘Grondbeleid in begroting en jaarstukken, 2019′) verschenen. Deze notitie is opgesteld door de Commissie Besluit begroting en verantwoording (Commissie BBV) en heeft betrekking op de wijze waarop gemeenten, provincies en waterschappen het grondbeleid moeten vertalen in de jaarlijkse begrotings- en verantwoordingsstukken.

Commissie BBV

De Commissie BBV is ingesteld in het ‘Besluit begroting en verantwoording’ en heeft als taak zorg te dragen voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV.

Notitie Grondbeleid

De notitie Grondbeleid is een samenvoeging en een actualisering van de eerder verschenen notities over:

  • grondexploitatie;
  • faciliterend grondbeleid;
  • nadere uitleg tussentijds winst nemen;
  • voorbeeld verwerken onderhanden werk.

Er is geen sprake van nieuwe beperkende regelgeving. De notitie is met ingang van 2019 van toepassing en is met name relevant voor diegenen die zich binnen gemeenten, provincies en waterschappen bezighouden met het grondbeleid en de begrotings- en verantwoordingsstukken.

Aanleiding vernieuwde notitie Grondbeleid

De notitie gaat met name in op gemeentelijke grondexploitaties en faciliterend grondbeleid. Sinds de wijziging van het BBV in 2016 heeft de commissie BBV diverse uitingen gedaan en vragen beantwoord over grondexploitatie en grondbeleid en daarmee samenhangende problematiek. Om dit complexe vraagstuk overzichtelijk te houden zijn de verschillende uitingen samengevoegd in deze nieuwe notitie. Daarbij zijn de bestaande notities over grondexploitatie en faciliterend grondbeleid aangevuld en geactualiseerd en zijn hoofdstukken toegevoegd over het belang van het grondbeleid voor raadsleden, waarmee specifiek wordt ingegaan op de informatiebehoefte voor de raad.

Wijzigingen ten opzichte van eerdere notities

Ten opzichte van de eerdere (met de nieuwe notitie vervallen) notities zijn de volgende inhoudelijke wijzigingen en toevoegingen doorgevoerd:

  • Looptijd grondexploitaties: richttermijn was en blijft in beginsel maximaal 10 jaar; benadrukt wordt dat een langere looptijd dan 10 jaar onder voorwaarden was en blijft toegestaan (hoofdstuk 5.2).
  • Hoofdstuk over het belang van het grondbeleid voor de raad (hoofdstuk 2).
  • Hoofdstuk over de paragraaf grondbeleid en de overige paragrafen (hoofdstuk 3).
  • Nieuwe categorie grond, bestemd voor concrete gebiedsontwikkeling op termijn door de gemeente, de zogenoemde ‘warme gronden’ (hoofdstuk 4.2).
  • Niet uit de balans blijkende rechten en verplichtingen (hoofdstuk 4.7).
  • Vorderingen inzake faciliterend grondbeleid verzameld op balanspost overige nog te ontvangen bedragen (hoofdstuk 7).
  • Kostensoortenlijst Wro/Bro gecompleteerd (bijlage 1).
  • Subsidiebaten en de daarbij behorende subsidiabele kosten bij grondexploitaties maken geen onderdeel uit van de tussentijdse winstneming en worden verantwoord op het moment dat de subsidie volgens de subsidievoorwaarden is gerealiseerd (bijlage 4).
  • Aanbeveling om de keuze voor een voorziening voor verwachte verliezen tegen nominale waarde of contante waarde vast te leggen (hoofdstuk 6.4).
  • Gevolgen van de keuze van een voorziening voor verwachte verliezen tegen contante waarde(hoofdstuk 6.4).
  • Benadrukken van de bijzondere risico’s bij grondbeleid versus de aanwending van tussentijdse winst (hoofdstuk 6.1).
  • Verplichte verslaggevingsregels versus vrijheden in administratieve inrichting en toerekening (hoofdstuk 1.3).

Nadere uitleg knelpunten

Naar aanleiding van vragen die aan de commissie BBV zijn voorgelegd over mogelijke of vermeende knelpunten die zich in de praktijk voordoen bij de toepassing van de regelgeving – waaronder de 10 jaarstermijn, de vragen ten aanzien van zogenaamde ‘warme gronden’  en faciliterend grondbeleid – wordt hierop in de notitie ook ingegaan (p. 7-9).

Knelpunt: 10 jaarstermijn

De uitspraak van de commissie over de 10 jaarstermijn en de maximale looptijd bleek in de praktijk verschillend te worden geïnterpreteerd. De termijn van 10 jaar moet worden gehanteerd als maximale richttermijn, aldus de commissie. Hiervan mag gemotiveerd worden afgeweken en deze mag dus langer zijn dan 10 jaar. Hierbij gelden dan wel aanvullende voorwaarden, die erop zijn gericht om de risico’s die met een langere termijn van 10 jaar gepaard gaan te beperken. In hoofdstuk 5.2 van de notitie wordt hierop nader ingegaan.

Knelpunt: ‘warme grond’

De commissie gaat verder in op de vraag hoe aangekochte ‘warme grond’ moet worden verantwoord. Daarmee wordt in de regel grond bedoeld waarvan vaststaat dat deze op lange termijn als bouwgrond zal gaan fungeren, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld. Deze gronden worden op de balans opgenomen onder de materiele vaste activa tegen verwervingskosten.

Ingeval de gronden nog geen bestemming hebben gekregen als bouwgrond, bestaat de kans dat (tijdelijk) afwaardering moet plaatsvinden naar de waarde volgens de geldende bestemming. Dit kan verstrekkende negatieve gevolgen hebben voor de financiële positie van een gemeente en daarmee de voortgang van de woningbouwprojecten stagneren.

Omdat het hierbij gaat om een naar verwachting tijdelijke en niet duurzame waardevermindering, mag – onder voorwaarden – bij de waardering worden uitgegaan van de grond tegen toekomstige bestemming in plaats van de huidige bestemming (zie hoofdstuk 4.2 van de notitie). Daarbij is als een van de voorwaarden aangegeven dat het moet gaan om woningbouw en niet om bedrijfsterreinen. De achtergrond hiervan is dat grootschalige aankoop van gronden voor ontwikkeling van bedrijfstermijnen volgens de commissie meer risico’s met zich brengt dat aankoop van grond voor woningbouw.

Knelpunt: faciliterend grondbeleid

In hoofdstuk 7 wordt speciale aandacht besteed aan de verslaggevingsaspecten bij faciliterend grondbeleid. Bij faciliterend grondbeleid heeft de gemeente zelf geen grond in bezit, maar is er een derde partij verantwoordelijk voor de ontwikkeling en exploitatie. De gemeente verhaalt de kosten op die derde partij en heeft dus een vordering op die partij.

Op grond van de notitie uit 2016 moesten dit soort vorderingen worden opgenomen als ‘nog te verrekenen kosten’ onder een samenstel van balansposten. De nieuwe notitie voorziet erin dat dergelijke vorderingen worden verzameld onder de balanspost ‘overige nog te ontvangen bedragen’. In de toelichting op de balanspost moeten de vorderingen worden toelicht en gespecificeerd als ‘verhaalbare kosten’. De commissie verwacht dat hierdoor de verantwoording eenvoudiger wordt en beter inzicht zal geven (zie hoofdstuk 7 van de notitie).

De volledige notitie kun je hier bekijken (bron: VNG). Heb je nog vragen naar aanleiding van deze blog? Neem dan contact op met Chantal van Mil of Marie-Anna Bullens.