• Home |
  • Kennis |
  • Falende combiluchtwassers: waarschijnlijk geen kortetermijnoplossing voor bestaande overbelaste situaties

Falende combiluchtwassers: waarschijnlijk geen kortetermijnoplossing voor bestaande overbelaste situaties

Falende combiluchtwassers

Vorig jaar werd duidelijk dat een aantal luchtwassystemen slechter presteren dan men had voorzien. In reactie daarop paste de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een aantal geurreductiepercentages uit de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) aan. Daarmee werd (en wordt) beoogd te voorkomen dat bij nieuwvestiging of uitbreiding van de veehouderij de geuremissie zou worden berekend met te lage geuremissiefactoren en de geurbelasting zou worden onderschat. Over dit onderwerp schreef ik al eerder een blog.

Bestaande overbelaste situaties

Maar hoe zit dat met bestaande situaties waarvoor reeds op grond van de ‘oude’ geuremissiefactoren een omgevingsvergunning is verleend? Zoals ik mijn eerdere blog al beschreef, verandert er voor deze situaties in beginsel niets. Zolang de inrichting niet wordt veranderd, blijven de ‘oude’ emissiefactoren gelden. Daarmee zijn onbedoeld overbelaste situaties ontstaan.

Commissie Geurhinder veehouderijen

Met oog op het vorenstaande, stelde de staatssecretaris in 2018 de commissie Geurhinder veehouderijen aan. Zij kregen de opdracht aanbevelingen te doen die gericht zijn op het op korte termijn verminderen van geurhinder in de situaties waarin de veehouderij beschikt over een geldige vergunning en – naar nu blijkt – de omwonenden meer overlast ondervinden dan op basis van de vergunningverlening mag worden verwacht. Omwonenden, veehouderijen, gemeenten en andere belanghebbenden dienden bij dat onderzoek te worden betrokken.

Adviesrapport ‘Geur bekennen’

Vorige maand heeft de commissie haar adviesrapport gepubliceerd. Daarin heeft
– in de woorden van de staatssecretaris – de commissie geprobeerd met haar aanbevelingen een bijdrage te leveren aan enerzijds het bewerkstelligen van een gezonde leefomgeving, en anderzijds een duurzame ontwikkeling van de veehouderij. De commissie doet in het rapport – kort weergegeven – drie aanbevelingen:
1. Stel emissiegrenswaarden waar de veehouder zich permanent aan moet houden. Niet alleen op papier, ook in de praktijk.

2. Zorg voor meer inzicht in de effectiviteit van luchtwassers. Betrek daarbij ook de geurproductie in de stal.

3. Leg bij de aanpak van geurproblemen meer nadruk op specifieke omstandigheden in een gebied met meer mogelijkheden voor decentrale overheden om rekening te houden met cumulatie en in te grijpen in bestaande situaties.

Reactie staatssecretaris op het adviesrapport

In reactie op de eerste aanbeveling geeft de staatssecretaris bij kamerbrief van 23 april 2019 aan dat het meten van geur en het monitoren van emissiegrenswaarden op dit moment praktisch nog niet goed mogelijk is. Methoden om componenten in geur te meten, staan immers nog in de kinderschoenen. De staatssecretaris ziet deze eerste aanbeveling dan ook vooral als aanbeveling voor de toekomst.

In reactie op de tweede aanbeveling, geeft de staatssecretaris aan dat in 2018 al opdracht is verleend aan Wageningen University & Research (WUR) om onderzoek te doen naar de wijze waarop het rendement van combiluchtwassers te verbeteren is. Daarmee is in feite reeds invulling gegeven aan deze aanbeveling. Het rapport wordt naar verwachting eind 2019 opgeleverd. Daarnaast wijst de staatssecretaris op het feit dat voor langere termijn vooral van belang is om productie van geur (in het geheel) te voorkomen. Zij wijst daarbij op de aangekondigde ‘warme sanering’ van de varkenshouderij. Daartoe is deze week een concept ‘Subsidieregeling sanering varkenshouderijen’ gepubliceerd.

In de derde aanbeveling vraagt de commissie meer aandacht voor de cumulatie van geur van meerdere veehouderijen op één geurgevoelig object. In de Wet geurhinder en veehouderij (het exclusieve toetsingskader voor wat betreft het aspect geur vanuit dierenverblijven bij een omgevingsvergunning milieu) zijn momenteel geen regels opgenomen met betrekking tot de cumulatie van geur. Enkel in het ‘ruimtelijke spoor’ (denk aan bestemmingsplannen) wordt hier aandacht aan besteed. De staatssecretaris onderschrijft het belang van deze derde aanbeveling. Zij geeft aan de mogelijkheden om rekening te houden met cumulatie van geur te laten uitwerken.

Geen concrete aanbevelingen voor de korte termijn

Anders dan verwacht, worden in het adviesrapport geen (concrete) aanbevelingen gegeven gericht op de vermindering van geurhinder op de korte termijn. De staatssecretaris wijst in haar eerste reactie op het adviesrapport enkel naar de reeds aangepaste geurreductiepercentages in de Rgv en de aangekondigde warme sanering van de varkenshouderij. Voorts wijst zij op de proefstalregeling en het belang van de naleving en handhaving van regels en voorschriften. Deze maatregelen bieden echter geen soelaas voor bestaande situaties (deze mogen immers, zoals ik hiervoor al aangaf, conform de ‘oude’ emissiefactoren in werking blijven).

Definitieve beleidsreactie volgt

De staatssecretaris heeft aangekondigd met betrokkenen in overleg te gaan, teneinde een definitieve beleidsreactie op het advies rapport te formuleren. Gestreefd wordt om deze vóór de zomer af te hebben. Afgewacht zal moeten worden of, en zo ja op welke wijze, overbelaste situaties op korte termijn worden aangepakt.

Wil je meer weten over dit onderwerp, neem dan vrijblijvend contact met mij op.